-
1 afstoten
3 [biologie] reject♦voorbeelden:de poes stootte haar jong af • the cat rejected her youngtaken afstoten • give up duties1 [onaangenaam aandoen] repel2 [natuurkunde] repel♦voorbeelden: -
2 uitvallen
2 [losgaande vallen] fall/drop/come out4 [het genoemde resultaat hebben] turn/come/work out5 [de genoemde aard hebben] turn out (to be)6 [een uitval doen] make a sally/sortie; 〈 schermen〉 make a lunge/thrust♦voorbeelden:3 de stroom is uitgevallen • there's a power failure, the power's faileder zijn drie man bij die race uitgevallen • three people have dropped out of the race4 we weten niet hoe de stemming zal uitvallen • we don't know how/which way the vote will goin iemands voordeel uitvallen • turn/work out in someone's favour/to someone's advantage -
3 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
4 stoten
2 [aanstoot geven] offend♦voorbeelden:1 zijn zinnen stoten • his sentences are halting/awkwardhet schip stootte op een klip • the ship struck a rockop een vreemd woord stoten • come across a foreign wordop moeilijkheden stoten • run into difficultiesop elkaar stoten • collide, run into each otherop/tegen iets stoten • bump into somethingtegen elkaar stoten • bump/knock against each otherII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 niet stoten! • handle with care!iemand uit de groep/de partij stoten • throw someone out of the group/partyeen vaas van de kast stoten • knock a vase off the sideboard1 [gewichtheffen] press2 [biljart] play/shoot (a ball)♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich stoten〉1 [botsen] bump (oneself)2 [zich ergeren] take offence♦voorbeelden: -
5 uitstoten
3 [door/met stoten verwijderen] push/thrust/knock out4 [naar buiten stoten] eject ⇒ emit 〈 rook, gassen enz.〉, 〈 uitbraken〉 disgorge, belch 〈 rook, stoom〉♦voorbeelden:1 iemand uitstoten uit de groep • expel/banish someone from the group2 onverstaanbare klanken uitstoten • emit/utter unintelligible sounds -
6 achteruitsteken
1 [in achterwaartse richting uitsteken] stick out to the rear/backwards ⇒ jut out/protrude from the rear/behindII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door steken naar achteren doen gaan] thrust backVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > achteruitsteken
-
7 toesteken
См. также в других словарях:
thrust out — index deport (banish), dislodge, eject (evict), eject (expel), eliminate (exclude) … Law dictionary
thrust out — verb push to thrust outward (Freq. 1) • Syn: ↑push out, ↑obtrude • Derivationally related forms: ↑obtrusive (for: ↑obtrude) • Hypernyms: ↑ … Useful english dictionary
thrust out — Synonyms and related words: ban, banish, blackball, boot out, bounce, carry, cast, cast out, chuck out, cover, cut, defenestrate, deport, detrude, discard, discharge, disfellowship, eject, encompass, environ, exclude, excommunicate, exile,… … Moby Thesaurus
thrust out — Drive out, drive away, expel … New dictionary of synonyms
To thrust out — Thrust Thrust, v. t. [imp. & p. p. {Thrust}; p. pr. & vb. n. {Thrusting}.] [OE. ?rusten, ?risten, ?resten, Icel. ?r?st? to thrust, press, force, compel; perhaps akin to E. threat.] 1. To push or drive with force; to drive, force, or impel; to… … The Collaborative International Dictionary of English
Thrust — Thrust, v. t. [imp. & p. p. {Thrust}; p. pr. & vb. n. {Thrusting}.] [OE. ?rusten, ?risten, ?resten, Icel. ?r?st? to thrust, press, force, compel; perhaps akin to E. threat.] 1. To push or drive with force; to drive, force, or impel; to shove; as … The Collaborative International Dictionary of English
Thrust — Thrust, v. t. [imp. & p. p. {Thrust}; p. pr. & vb. n. {Thrusting}.] [OE. ?rusten, ?risten, ?resten, Icel. ?r?st? to thrust, press, force, compel; perhaps akin to E. threat.] 1. To push or drive with force; to drive, force, or impel; to shove; as … The Collaborative International Dictionary of English
thrust — ► VERB (past and past part. thrust) 1) push suddenly or violently. 2) make one s way forcibly. 3) project conspicuously: the jetty thrust out into the water. 4) (thrust on/upon) impose (something) unwelcome on. ► NOUN … English terms dictionary
thrust — [[t]θrʌ̱st[/t]] thrusts, thrusting, thrust 1) VERB If you thrust something or someone somewhere, you push or move them there quickly with a lot of force. [V n prep/adv] They thrust him into the back of a jeep... [V n prep/adv] She grabs a stack… … English dictionary
thrust — {{Roman}}I.{{/Roman}} noun 1 strong push ADJECTIVE ▪ backward, downward, forward, upward ▪ powerful ▪ quick ▪ knife … Collocations dictionary
out-thrust — adj., v., & n. adj. extended; projected (ran forward with out thrust arms). v.tr. (past and past part. thrust) thrust out. n. 1 the act or an instance of thrusting forcibly outward. 2 the act or an instance of becoming prominent or noticeable … Useful english dictionary